 
Aanvullende veiligheidsinformatie
■
Kleine kinderen
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen 
bevatten. Houd ze buiten het bereik van kleine kinderen.
■
Gebruiksomgeving
Dit apparaat voldoet aan de richtlijnen voor blootstelling 
aan RF-signalen wanneer het op normale wijze tegen het 
oor wordt gehouden of wanneer het zich op een afstand van 
minimaal 2,2 cm (7/8 inch) van het lichaam bevindt. 
Wanneer het apparaat op het lichaam wordt gedragen in 
een draagtasje, riemclip of houder, moeten deze 
hulpmiddelen geen metaal bevatten en moet het apparaat 
zich op de bovengenoemde afstand van het lichaam 
bevinden. Voor het overbrengen van databestanden of 
berichten moet dit apparaat kunnen beschikken over een 
goede verbinding met het netwerk. In sommige gevallen kan 
het overbrengen van databestanden of berichten vertraging 
oplopen tot een dergelijke verbinding beschikbaar is. Houd 
u aan de bovenstaande afstandsrichtlijnen tot de 
gegevensoverdracht is voltooid.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
84
Bepaalde delen van het apparaat zijn magnetisch. Metalen 
voorwerpen kunnen worden aangetrokken door het apparaat. 
Houd creditcards en andere magnetische opslagmedia uit de 
buurt van het apparaat, omdat de gegevens die op deze media 
zijn opgeslagen, kunnen worden gewist.
■
Medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van 
draadloze telefoons, kan het functioneren van onvoldoende 
beschermde medische apparatuur nadelig beïnvloeden. 
Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische 
apparaat om vast te stellen of het apparaat voldoende is 
beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen hebt. 
Schakel het apparaat uit in instellingen voor 
gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven wordt door 
ter plaatse aangegeven instructies. Ziekenhuizen en andere 
instellingen voor gezondheidszorg kunnen gebruik maken 
van apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
85
Implanteerbare medische apparaten
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er minimaal 
15,3 cm (6 inch) afstand wordt gehouden tussen een 
draadloze telefoon en een implanteerbaar medisch 
apparaat, zoals een pacemaker of een implanteerbare 
cardiale defibrillator om mogelijke storing van het medische 
apparaat te voorkomen. Personen met dergelijke apparaten 
moeten het volgende doen:
•
Houd het apparaat altijd op meer dan 15,3 cm afstand 
(6 inch) van het medische apparaat als het draadloze 
apparaat is ingeschakeld.
•
Draag het draadloze apparaat niet in een borstzak.
•
Houd het draadloze apparaat bij het oor aan de andere 
zijde van het lichaam dan de zijde waar het medische 
apparaat zich bevindt, om de kans op storingen te 
minimaliseren.
•
Als u vermoedt dat er storing optreedt, moet u het 
draadloze apparaat onmiddellijk uitschakelen.
•
Lees de aanwijzingen van de fabrikant van het 
implanteerbare medische apparaat en volg deze op.
Raadpleeg uw zorgverlener als u vragen hebt over het 
gebruik van uw draadloze apparaat in combinatie met een 
implanteerbaar medisch apparaat.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
86
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storingen in 
bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Neem contact op 
met uw serviceprovider als u last hebt van dergelijke 
storingen.
■
Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische 
systemen in gemotoriseerde voertuigen die verkeerd 
geïnstalleerd of onvoldoende afgeschermd zijn 
(bijvoorbeeld elektronische systemen voor 
brandstofinjectie, elektronische antislip- of antiblokkeer-
remsystemen, systemen voor elektronische 
snelheidsregeling of airbagsystemen). Raadpleeg de 
fabrikant, of diens vertegenwoordiger, van uw voertuig of 
van hieraan toegevoegde apparatuur, voor meer informatie.
Het apparaat mag alleen door bevoegd personeel worden 
onderhouden of in een auto worden gemonteerd. 
Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren 
en de garantie die eventueel van toepassing is op het 
apparaat doen vervallen. Controleer regelmatig of de 
draadloze apparatuur in uw auto nog steeds goed is 
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
87
bevestigd en naar behoren functioneert. Vervoer of bewaar 
geen brandbare vloeistoffen, gasvormige materialen of 
explosieve materialen in dezelfde ruimte als die waarin het 
apparaat, onderdelen daarvan of toebehoren zich bevinden. 
Voor auto's met een airbag geldt dat de airbags met zeer 
veel kracht worden opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus 
ook geen geïnstalleerde of draagbare draadloze apparatuur, 
in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt 
opgeblazen. Als draadloze apparatuur niet goed is 
geïnstalleerd in de auto en de airbag wordt opgeblazen, kan 
dit ernstige verwondingen veroorzaken.
Het gebruik van het apparaat in een vliegtuig is verboden. 
Schakel het apparaat uit voordat u een vliegtuig binnengaat. 
Het gebruik van draadloze telecomapparatuur kan gevaarlijk 
zijn voor de werking van het vliegtuig, kan het draadloze 
telefoonnetwerk verstoren en kan illegaal zijn.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
88
■
Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel het apparaat uit als u op een plaats met 
explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en instructies 
op. Dergelijke plaatsen zijn bijvoorbeeld plaatsen waar u 
gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te 
zetten. Vonken kunnen op dergelijke plaatsen een explosie 
of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden 
kunnen vallen. Schakel het apparaat uit bij benzinestations. 
Houd u aan de beperkingen voor het gebruik van 
radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen, chemische 
fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt 
gewerkt. Plaatsen met explosiegevaar worden vaak, maar 
niet altijd, duidelijk aangegeven. Het gaat onder andere om 
scheepsruimen, chemische overslag- of opslagplaatsen, 
voertuigen die gebruikmaken van LPG (onder andere 
propaan of butaan) en gebieden waar de lucht chemicaliën 
of fijne deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of 
metaaldeeltjes bevat.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
89
■
Alarmnummer kiezen
Belangrijk: Draadloze telefoons zoals dit apparaat, 
maken gebruik van radiosignalen, draadloze 
netwerken, kabelnetwerken en door de gebruiker 
geprogrammeerde functies. Hierdoor kunnen verbindingen 
niet onder alle omstandigheden worden gegarandeerd. 
U moet nooit alleen vertrouwen op een draadloze telefoon 
voor het tot stand brengen van essentiële communicatie, 
bijvoorbeeld bij medische noodgevallen.
Een alarmnummer kiezen:
1. Schakel het apparaat in als dat nog niet is gebeurd.
Controleer of de ontvangst van het signaal sterk genoeg is.
In sommige netwerken kan een geldige, correct 
geplaatste SIM-kaart noodzakelijk zijn.
2. Druk zo vaak als nodig is op de einde-toets om het
scherm leeg te maken en het apparaat gereed te maken 
voor een oproep. 
3. Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich
bevindt. Alarmnummers verschillen van land tot land.
4. Druk op de beltoets.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
90
Als u bepaalde functies gebruikt, is het mogelijk dat u deze 
functies moet uitschakelen voordat u een alarmnummer 
kunt kiezen. Raadpleeg deze handleiding of uw 
serviceprovider voor meer informatie.
Probeer wanneer u een alarmnummer belt alle 
noodzakelijke informatie zo nauwkeurig mogelijk te 
omschrijven. Uw draadloze apparaat is mogelijk het enige 
communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk. 
Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming 
hebt gekregen.
■
Informatie over certificatie (SAR)
Dit mobiele apparaat voldoet aan de richtlijnen voor 
blootstelling aan radiogolven.
Dit mobiele apparaat is een radiozender en -ontvanger. Het 
is zo ontworpen dat de grenzen voor blootstelling aan 
radiogolven die worden aanbevolen door internationale 
richtlijnen niet worden overschreden. Deze richtlijnen zijn 
ontwikkeld door de onafhankelijke wetenschappelijke 
organisatie ICNIRP, en bevatten veiligheidsmarges om de 
veiligheid van alle personen te waarborgen, ongeacht hun 
leeftijd en gezondheidstoestand.
 
A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e
91
De blootstellingsrichtlijnen voor mobiele apparatuur 
worden uitgedrukt in de maateenheid SAR (Specific 
Absorption Rate). De SAR-limiet in de richtlijnen van het 
ICNIRP is 2,0 W/kg (watt/kilogram) gemiddeld over tien 
gram lichaamsweefsel. Bij tests voor SAR worden de 
standaardposities gebruikt, waarbij het apparaat in alle 
gemeten frequentiebanden het hoogst toegestane 
energieniveau gebruikt. Het werkelijke SAR-niveau van een 
werkend apparaat kan onder de maximumwaarde liggen, 
omdat het apparaat zo is ontworpen dat niet meer energie 
wordt gebruikt dan nodig is om verbinding te maken met 
het netwerk. De hoeveelheid benodigde energie kan 
wijzigen afhankelijk van een aantal factoren, zoals de 
afstand tot een zendmast waarop u zich bevindt. De 
hoogste SAR-waarde onder de ICNIRP-richtlijnen voor 
gebruik van het apparaat bij het oor is 0,70 W/kg. 
Het gebruik van accessoires en toebehoren met het 
apparaat kan resulteren in andere SAR-waarden. SAR-
waarden kunnen variëren, afhankelijk van nationale 
rapportage-eisen, testeisen en de netwerkband. Meer 
informatie over SAR kunt u vinden onder "product 
information" op www.nokia.com.